Citaten J.V.
“Mijn werk oogt realistisch. Ten bate van een persbericht is mij gevraagd een stukje over mijn werk te schrijven. Ik heb daar een hartgrondige hekel aan. Kunstenaars moeten niet te veel over hun werk praten, volgens mij. Het zou mijns inziens een stuk gezonder en zuiverder zijn als de galerie of kunstenaarsvereniging een stukje zou schrijven waarom zij deze kunstenaar heeft uitgenodigd.
Maar goed men vraagt mij dus te vertellen wat ik schilder. Het vermakelijkste en het adequaatste antwoord op die vraag is; ‘Niets’. Ik schilder ruimte. Liefst lege ruimte. Het werk oogt realistisch... het Malieveld, de Moerdijkbrug, de Utrechtse baan, Texel, het volle stadion van ADO..., niemand hoeft lang te puzzelen om het afgebeelde te herkennen. Het is geen realistisch werk in de klassieke zin. Ik ga er niet naartoe om met een veldezel en een alpinopet het uitzicht vast te leggen.
Ik schilder uit het geheugen. Vermoedelijk in de hoop dat dat geheugen de overbodige details gewist zal hebben. Al blijkt maar al te vaak dat ik me opvallend veel overbodige onzin herinner, als ik aan het schilderen ben. Ik werk met acrylverf en ik hoop dat iets van het plezier dat ik tijdens het maken van al deze leegtes heb uit de schilderijen straalt, en dat de mensen die deze tentoonstelling bezoeken ervan zullen genieten.”
J.V.
“Het werk is best toegankelijk. De ruimtes die ik schilder zijn direct herkenbaar. Zo ook het uitzicht op de Paauwvijver vanuit het raadhuis, het is allemaal zichtbaar en herkenbaar. Zelfs ‘The Middle Of Nowhere’ is een afbeelding van een punt tussen Hazerswoude en Boskoop dat terug te vinden is. Het zijn ruimtes waar ik weleens geweest ben. Zoals ze zich in mijn geheugen hebben opgeslagen heb ik ze geschilderd. Om een goede compositie te maken moet je weleens bewust dertig verdiepingen uit een torenflat weglaten, meestal gebeurt dat volledig in het onderbewuste.” J.V.
“Mij gaat het niet om de precieze weergave van de werkelijkheid. Het gaat me om de weergave van spruitjesvelden tot de horizon... de herinnering aan de rood-groene driedee-brilletjes die we honderd jaar geleden ineens allemaal hadden om iets in drie dimensies te kunnen zien, waarvan ik me niet herinner dat het veel indruk op me heeft gemaakt. Wat wel een onvergetelijke indruk op me heeft gemaakt is Herman Finkers gedicht:
Een stoplicht springt op rood,
een stoplicht springt op groen.
In Almelo is altijd wat te doen.
En dat zit er dus ook in... “ J.V.